Deze column staat in Het Financieele Dagblad van 17 oktober 2019. Volg deze link voor mijn eerdere FD columns.
Iedereen realiseert zich inmiddels dat tientallen bedrijven over je schouder meekijken bij iedere klik of swipe op het wereldwijde web. Geraffineerde volgtechnieken, zoals ‘cookies’, ‘browser fingerprints’ en ‘tracking pixels’, vormen het technische fundament een online advertentiemarkt van ruim $300 mrd, $500 mrd in 2023.
De gemiddelde consument denkt dat de veelbesproken, strenge en algemene Europese privacywet AVG beschermt tegen zulke online volgpraktijken. Maar eigenlijk reguleert vooral de onbekendere specialistische E-Privacy Richtlijn, aangenomen in 2002 en voor het laatst herzien in 2009, de bescherming van privacy en het communicatiegeheim bij bellen en internetten. De Europese Commissie poogde begin 2017 de tien jaar oude regels bij de tijd te krijgen, maar tot op heden heeft de EU geen noemenswaardige stap verder gezet.
De realiteit haalt Brussel intussen in. Niet alleen ontwikkelt de industrie eigen spelregels voor online volgen, die uiteraard net iets gunstiger uitpakken voor de industrie. De afgelopen maanden dienden activisten op hun beurt klachten in bij datatoezichthouders en rechters over die online volgpraktijken. Een paar weken terug vulde de hoogste Europese rechters cruciale normen over E-Privacy alvast in voor de pat gestelde politici. En een paar dagen terug introduceerde het Finse voorzitterschap van de Europese Raad opnieuw een E-Privacy voorstel, maar de verwachting is dat ook deze poging de eindstreep niet zal halen. Iedereen blijft achter met rechtsonzekerheid en per land verschillende normen en beschermingsniveaus. Daarnaast is de Europese parlementaire democratie de grote verliezer. Continue reading 71e FD Column: Parlementaire democratie grote verliezer door onmacht EU om online privacy te reguleren