Deze column staat in Het Financieele Dagblad van 23 juli 2020. Volg deze link voor mijn eerdere FD columns.
In de wereld van intercontinentaal dataverkeer heeft de Europese Commissie (EC) al decennia patent op juridische luchtkastelen, dansen op de vulkaan en gezichtsverlies. Het Europees Hof van Justitie (EU-Hof) heeft er schoon genoeg van. Vorige week vernietigde het EU-Hof voor de tweede keer een bilaterale deal (Schrems II) voor datatransport tussen Europa en de Verenigde Staten, het zogenaamde Privacy Shield. Eind 2015 had het EU-Hof de voorloper al verpulverd (Schrems I).
Daarnaast formuleerde het EU-Hof strenge algemene criteria voor alle andere mechanismen, waaronder data-export naar alle andere landen buiten de EU. Bovendien verduidelijkte het Hof dat de datatransporterende organisaties zelf verantwoordelijk – en dus aansprakelijk – zijn wanneer een datatransport niet aan die strenge criteria voldoet.
‘De geopolitieke en economische gevolgen van de uitspraak van het EU-Hof vorige week zijn reusachtig’
Wereldwijd, ook vorige week in het FD, spreken juridische experts de hoop uit dat de EC nu eindelijk burgers en bedrijven te hulp schiet door de Amerikaanse overheid ervan te overtuigen de privacy van Europeanen te respecteren. Die ijdele hoop miskent de decennialange onmacht van de Europese Unie (EU) om ook maar iets betekenisvols af te dwingen in Washington. De Amerikaanse overheid luistert wél naar het Amerikaanse bedrijfsleven. Zonder de door het EU-Hof gevraagde verbeteringen in Amerikaanse wetgeving riskeren zij, en hun Europese zakenpartners, megaboetes en massaschadeclaims vanwege schending van Europese privacywetgeving. Niet de EC, maar het multinationale bedrijfsleven is onze enige kans op respect van de Amerikaanse, Chinese, binnenkort de Britse en welke niet-Europese overheid dan ook voor Europese datagrondrechten. Continue reading 79e FD Column: Privacy voor Europese data buiten de EU komt niet van Europese politiek, maar van multinationals