Deze column staat in Het Financieele Dagblad van 7 juni 2021. Volg deze link voor mijn eerdere FD columns.
Terwijl Europese rechters de surveillancemacht van de overheid in nieuwe afspraken aan banden leggen, blijft ons kabinet wetgeving op dit vlak traineren, schrijft Axel Arnbak.
Illustratie: Hein de Kort voor Het Financieele Dagblad
Door drie jaar lang vakkundig vertragen is het huidige kabinet erin geslaagd een springlevend en noodzakelijk debat over de grenzen aan de surveillancemacht van de staat tot stilstand te brengen. Dinsdag vergadert de Eerste Kamer dan toch over de halfbakken kunstgreep van het kabinet kort na het historische ‘nee’ bij het referendum van maart 2018.
Door de beperkte reikwijdte van deze reparatiewet bij de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten 2017, ook wel bekend als de ‘sleepwet’, mag de Eerste Kamer, in ons staatsbestel de hoeder van de grondrechten, zich niet buigen over de grote vragen rondom de verenigbaarheid van moderne spionagebevoegdheden met onze grondrechten. Ondertussen luiden de onafhankelijke toezichthouders op die wet de alarmbel omdat het kabinet werkt aan inperking van hun taken en bevoegdheden.
Slaapwandelend Nederland
Waar politiek Den Haag en Nederland zich door het kabinet in slaap lieten sukkelen, staan staatsmacht en vrijheid hoog op de agenda van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van de Raad van Europa en het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU-Hof).
Door bepaalde vormen van overheidsspionage simpelweg te verbieden, kiest het voorheen meer economisch getinte EU-Hof in Luxemburg spannend genoeg een principiëlere privacykoers dan het traditionele mensenrechtenhof EHRM in Straatsburg, dat pragmatisch en op detailniveau meer nadruk legt op specifieke waarborgen tegen machtsmisbruik. Slaapwandelend Nederland, dat zich internationaal toch zo graag profileert als bakermat van de rechtsorde, heeft de kans verkeken zijn eigen visie te ontwikkelen en blijkt de grondrechten bovendien met voeten te treden met de sleepwet, de inperking van toezicht en een onrechtmatige uitvoeringspraktijk .
Dat gesprek bij de koffieautomaat ging ook over de datafantasieën van de Belastingdienst, het UWV en predictive policing in kansarme wijken. Genoeg is genoeg.
Op 21 maart 2018 beleefde het politieke en maatschappelijke debat over digitale vrijheid, technologie en overheidsspionage haar hoogtepunt met het referendum over de sleepwet. Niet zozeer vanwege de krappe overwinning van het ‘nee’-kamp, maar omdat het referendum de katalysator was voor een breed gedragen onbehagen over de datadrift van de overheid. Dat gesprek bij de koffieautomaat ging ook over de datafantasieën van de Belastingdienst, het UWV en predictive policing in kansarme wijken. Genoeg is genoeg.
In de la
Toch was de uitslag niet het startschot voor de noodzakelijke herbezinning op die datadriften en het pas ná de toeslagenaffaire zo modieuze concept ‘tegenmacht’. Het konkelende kabinet schafte daarentegen het referendum af en liet de veel te magere reparatiesleepwet zo lang in een la liggen, dat zij wordt overschaduwd door de integrale evaluatie van de wet. De zorgvuldig door het kabinet benoemde evaluatiecommissie pleit voor het beknotten van de taken en bevoegdheden van de twee onafhankelijke toezichthouders op de inlichtingen en veiligheidsdiensten, de CTIVD en de Toetscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB).
Deze waanzin dreef hun wanhopige voorzitters tot een uitzonderlijk scherp duo-interview, waarin TIB-voorzitter Mariëtte Moussault dreigt met opstappen (NRC Handelsblad, 7 maart 2021). Dat de TIB (slechts!) 1,7% van de aanvragen van de AIVD niet honoreert, en dat de CTIVD de uitvoeringspraktijk van de diensten als onrechtmatig betitelde, heeft het kabinet de toezichthouders kennelijk niet in dank afgenomen.
Wakkere Europese rechters
De kneepjes van het kabinet staan diametraal tegenover de richtingen waarin de jurisprudentie van het EHRM en vooral het EU-Hof zich beweegt in dit ‘gouden tijdperk voor overheidssurveillance’, zoals inlichtingendiensten onze informatiesamenleving beschrijven in door klokkenluider Snowden onthulde documenten.
De juridische procedures die maatschappelijke organisaties tussen 2013 en 2015 startten op basis van die onthullingen leiden inmiddels tot de ene na de andere uitspraak van de hoogste Europese rechters. Zo vernietigde het EU-Hof twee controversiële bilaterale deals voor datatransport tussen de EU en de Verenigde Staten (Schrems I en Schrems II) en verbiedt het EU-Hof bepaalde vormen van massaspionage integraal (Privacy International).
Het conventionelere EHRM lijkt zulke vergaande principiële uitspraken niet aan te durven, maar introduceerde eind mei nog het concept van ‘end-to-end’-waarborgen: van de beslissing iemand of een grote groep mensen te bespioneren tot onafhankelijk toezicht achteraf op de inzet van machtsmiddelen, in iedere stap van de staatsmachtsketen dient een overheid concrete maatregelen te treffen die machtswillekeur en -misbruik tegengaan (Rättvisa en Big Brother Watch).
Grote twistpunten
In diezelfde uitspraken ontwikkelde het EHRM ook criteria voor de uitwisselingen van verzamelde data met buitenlandse inlichtingendiensten en voor surveillance van grote groepen mensen op basis van zoektermen, juist vanwege het risico dat de journalisten ook in zulke sleepnetten terecht komen en de gevolgen voor de persvrijheid. Inderdaad, de grote twistpunten uit de sleepwet waarover de Eerste Kamer dinsdag nauwelijks debatteert.
Of je de meer principiële koers van het EU-Hof of het pragmatische pad van het EHRM aanhangt, de Eerste Kamer en Nederland zijn buitenspel gezet door het kabinet. In een woelige wereld waarin niet de democratische rechtstaat, maar toeslagenaffaires en totalitaire regimes een opmars beleven, zijn de Lage Landen allang niet meer een lichtend voorbeeld voor vrijheid.